vrijdag 29 juni 2007







Aladin






het verre Arabië woonde eens, heel lang geleden een jongen, die Alladin heette. Zijn vader was al jaren dood en de jongen woonde met zijn moeder in een klein huisje aan de rand van de stad. Ze hadden het erg arm en het kwam zelfs vaak voor, dat er geen hap eten in huis was. Alladin was nog te jong om ergens als knecht in dienst te gaan. Maar lui was hij niet. Want bij deed steeds zijn best hier of daar kleine karweitjes te verrichten om op die manier wat geld te verdienen.Op zekere morgen ging bij weer op stap, in de hoop dat bij ergens in een winkel de vloer zou mogen aanvegen of tapijten zou mogen kloppen. Maar nauwelijks had hij twintig meter afgelegd, of er kwam een onbekende man op hem toe. De man pakte hem bij de arm, omhelsde hem hartelijk en riep opgewonden uit:
"Alladin! Jij bent toch Alladin, de zoon van mijn overleden broer? Eindelijk dan toch heb ik mijn neef gevonden. Mijn neef en mijn enige erfgenaam. Want dat ben jij, Alladin. Ik heb vrouw noch kinderen en je moeder en jij zijn dus mijn enige familieleden. 0, wat ben ik dankbaar dat ik dit nog mag beleven!" De jongen wist niet wat hij er van denken moest. Hij had zijn moeder nog nooit over de broer van zijn overleden vader horen spreken. Maar de vreemdeling zag er zò betrouwbaar en vriendelijk uit, dat bij niet aan zijn woorden twijfelde. Het was wel een heerlijke gedachte zo ineens maar een nieuw familielid erbij te hebben. En toen de man vroeg of Alladin hem naar zijn moeder wilde brengen, was de jongen meteen bereid dit te doen.Thuis aangekomen, vertelde de vreemdeling zoveel bijzonderheden uit de jeugd van haar gestorven man, dat de weduwe ten slotte wet moest aannemen dat de onbekende de oom van Alladin was. Ze wist dat haar man inderdaad een broer had gehad, die vele jaren geleden op reis was gegaan. Hij had nooit meer iets van zich laten horen en iedereen had aangenomen, dat hij gestorven was.De weduwe kon het onbekende familielid niets te eten aanbieden, want ze had niets eetbaars in huis. Maar Alladins oom zei, dat hij daarvoor ook niet was gekomen. Hij was alleen gekomen om haar zoon te halen, omdat zijn erfenis geregeld moest worden. De man vertelde dat hij erg rijk was en al zijn bezittingen aan zijn neef wilde vermaken. Maar daarvoor moest de jongen met hem meegaan. Niet voor goed, maar totdat alle formaliteiten in orde waren gemaakt. Hij gaf de weduwe een goudstuk om wat kleren voor haar zoon te kopen. Tegen de avond zou hij dan terugkomen om de jongen te halen.De moeder vond het natuurlijk helemaal niet prettig dat ze afscheid van haar zoon zou moeten nemen. Ook al was dat maar voor tijdélijk. De onbekende verzekerde haar echter met zoveel nadruk, dat de jongen schatrijk zou worden en dat hij goed voor hem zou zorgen, dat ze er maar vrede mee nam. Dit armoedige bestaan in het kleine huisje was ten slotte ook geen leven voor de jongen. Op die manier zou ze haar zoon geen goede toekomst kunnen bieden, dacht de weduwe.De vreemdeling vertrok en Alladins moeder ging gauw wat kleren voor hem kopen. Ze hield nog een behoorlijk bedrag over van het goudstuk. Dat kwam net goed uit, want nu was ze meteen even uit haar geldnood. Zoals de onbekende had gezegd, kwam hij tegen de avond terug. Hij stond er op dat Alladin zou meegaan. En omdat zijn moeder ervan overtuigd was, dat de onbekende oom het beste met haar zoon voor had, namen de moeder en de jongen zonder tranen afscheid van elkaar. Wel smeekte de weduwe Allah's zegen over hem af. Want Allah is de God van de mohammedanen.De nieuwe oom verliet met neef Alladin de stad. Weldra liepen ze door prachtige tuinen met overal heerlijk ruikende bloemen en honderden vruchtenbomen. De jongen wilde wel even gaan zitten om volop te kunnen genieten van al die ongekende heerlijkheden. Maar zijn oom schudde lachend zijn hoofd. Hij zei dat ze nog wat verder moesten lopen. "Als je precies doet wat ik zeg, zul je later eigenaar worden van nog veel mooiere tuinen en parken dan deze hier," voegde hij er aan toe.Er bleef Alladin niets anders over dan te doen wat zijn oom zei. Toen ze nog een heel eind waren doorgelopen, kwamen ze bij een kale berg. Die moesten ze beklimmen, zei de man. En toen ze bovenop de berg stonden, moest Aladdin hout gaan sprokkelen en daarvan een stapel maken. Toen dat was gebeurd, stak de man het hout in brand. Daarna strooide hij een paar korrels wierook in de vlammen, terwijl hij de vreemdste gebaren maakte. De jongen voelde zich niet erg op zijn gemak. Maar hij zou waarschijnlijk van angst zijn gestorven als hij had geweten, dat die onbekende oom niemand anders dan een Afrikaanse tovenaar was. Een tovenaar die helemaal geen broer van zijn vader was. Een man dus, die kwade bedoelingen had. Hij was alleen maar naar een bepaalde stad in het verre Arabië gereisd om naar een schat te zoeken. Volgens de gegevens uit zijn toverhoek kon een zekere Alladin hem daarbij helpen. Daarom had hij vele maanden gezocht naar een jongen die de naam Alladin droeg en in de bepaalde stad, die in het toverboek werd vermeld woonde. Toen was hij ook te weten gekomen dat de oom van die jongen al tientallen jaren geleden op reis was gegaan en nooit meer iets van zich had laten horen. Daarop had hij zich voor die verdwenen oom uitgegeven. Anders had de weduwe haar zoon nooit met hem mee laten gaan, dat begreep hij maar al te goed.Op een gegeven moment stak de tovenaar zijn handen omhoog. Meteen begon het te bliksemen en te donderen. Door een felle bliksemstraal ontstond er een grote scheur in de grond, vlak voor de voeten van Alladin. De jongen begon te beven als een rietje, maar de man, die hij op dat ogenblik nog voor zijn oom hield, schreeuwde hem toe:"Doe niet zo kinderachtig! Je hoeft nergens bang voor te zijn. Het is allemaal voor je eigen bestwil. Maar dan moet je wel precies doen wat ik zeg."Na deze woorden pakte de man de jongen beet en duwde hem zo dicht mogelijk naar de plaats toe, waar de scheur in de grond was gekomen. Hij wees naar beneden. Daar zag Alladin een grote platte steen met een ijzeren ring er aan."Opgepast," zei de tovenaar bevelend. "Laat je in dat gat zakken en til die steen op."Alladin was ervan overtuigd geweest, dat dit hem nooit zou lukken. Maar nadat hij zich voorzichtig en met angstig kloppend hart had laten zakken, zoals de man hem had bevolen, pakte bij de ring beet en trok er aan. Ofschoon de jongen niet bijzonder sterk was en de steen er erg zwaar uitzag, bleek hij tot grote verbazing van Alladin zo licht als een veertje te zijn. En toen hij hem had opgetild zag hij, dat er onder de plek waar de steen had gelegen een wenteltrap naar beneden liep."Let nu goed op wat ik je ga zeggen," zei de tovenaar kortaf. "Langs die trap ga je naar beneden. Je komt in een gang en daarna in een kamer vol zilveren vazen. Kom daar niet aan en loop door dat vertrek heen zonder op of om te kijken. Dan kom je in een tweede kamer, waar gouden vazen staan. Ook die loop je door, zonder ook maar iets aan te raken. Daarna kom je in een derde kamer. Voordat je die binnen gaat, moet je je ogen dichtdoen. Want het vertrek staat vol gouden vazen, die met diamanten zijn bezet. Kijk je ernaar, dan word je blind. Met gesloten ogen loop je rechtdoor de vierde kamer in. Daar moet je zijn. Want daar hangt een lamp, die er helemaal niet kostbaar uitziet, maar die jij voor mij moet halen. Want ik wil hem hebben, begrepen?"Daar was niet veel aan te begrijpen. Maar Alladin vond het toch wel een griezelige gedachte dat hij helemaal alleen die ondergrondse schatkamer binnen moest gaan. Hij durfde echter niet tegen te spartelen. Voordat hij naar beneden ging, boog de tovenaar zich zover mogelijk in het gat. Hij zei dat de jongen zijn wijsvinger moest uitsteken. En aan die vinger schoof de man een grote ring. "Die hoefje maar één keer rond te draaien als je in gevaar mocht komen. Dan komt de geest van de ring je terstond te hulp," zei hij.Alladin knikte en daalde de wenteltrap af. Zoals de man hem had voorspeld, vond hij in de vierde kamer een olielamp. Een gewoon koperen ding, dat aan een haak aan de zoldering hing. Toen hij op zijn tenen ging staan, kon hij het lampje zò pakken. Daarna aanvaardde hij de terugtocht. In de derde kamer aangekomen, deed hij zijn ogen weer stijf dicht. Maar omdat hij zijn nieuwsgierigheid niet helemaal kon bedwingen, liep hij naar een hoek van het vertrek toe, deed een greep en pakte een gouden vaas beet, die versierd was met diamanten zo groot als duiveneieren. Terwijl hij, nog steeds met dichte ogen zijn hand over de vaas liet gaan, voelde hij dat er een edelsteen losliet. Hij stopte het waardevolle sieraad gauw onder zijn hemd, waar hij ook de olielamp verborgen had om beide handen vrij te hebben tijdens de terugtocht. Hij besloot niet langer in die griezelige ondergrondse ruimte te blijven, doorliep vlug de andere kamers en stond even later weer onderaan de wenteltrap. De tovenaar, die steeds ongeduldiger was geworden, lag op zijn buik op de grond. Met zijn hoofd boven het gat. Toen bij Alladin onderaan de wenteltrap zag verschijnen, brulde hij hem woedend toe:"Waar heb je zo lang gezeten? Wat heb je daar beneden allemaal uitgevoerd? Schiet op, geef hier die lamp!"Toen de jongen het van kwaadheid vertrokken gezicht en de gevaarlijk flikkerende ogen van de man zag, kon hij geen voet meer verzetten. Toen hij bleef staan, werd de tovenaar nòg woedender. Hij slingerde Alladin de lelijkste verwensingen naar het hoofd en dreigde hem met gevoelige straffen als hij niet vliegensvlug naar boven zou komen. Zelf kon hij niet naar de jongen toegaan. Want in zijn toverboek had hij duidelijk gelezen, dat hij de trap die naar de ondergrondse kamers leidde niet mocht aanraken. Als hij de lamp zelf had kunnen halen, zou bij Alladin ook niet nodig gehad hebben.Toen de jongen geen aanstalten maakte om de wenteltrap op te lopen, begon de tovenaar met zijn vriendelijkste stern alles wat bij maar wilde hebben te beloven. Toen dat ook niet hielp, begon hij weer te dreigen, te smeken en te scheiden. Ten slotte verloor de man zijn geduid en riep een verschikkelijke verwensing naar beneden. Op dat zelfde ogenblik sloot de grond zich met een daverende klap boven het hoofd van Alladin. Die schrok daar zò erg van, dat hij eerst in snikken uitbarstte en daarna zijn oom begon te smeken hem uit zijn onderaardse kerker te verlossen. Maar de man hoorde hem niet eens meer. Want hij was alweer op weg naar zijn vaderland, het verre Afrika. Hij was er zeker van, dat hij die lamp toch nooit te pakken zou krijgen. Hij was ook bang dat de jongen aan de ring zou gaan draaien omdat hij in gevaar verkeerde. En dat wilde de tovenaar onder deze omstandigheden beslist vermijden. Misschien kwam er nog wel eens een andere gelegenheid om in het bezit van die olielamp te komen. Het was natuurlijk geen gewone lamp, maar een toverlamp. Wie hem in zijn bezit had, was heer en meester over alle tovenaars. Terwijl Alladin handenwringend vol wanhoop om genade en medelijden stond te roepen, draaide hij zonder erg aan de ring, die de man hem had gegeven. En plotseling stond er een spookachtige gestalte zo groot als een reus voor hem. "Ik ben de slaaf van de eigenaar van die ring. Zeg me wat ge van me wilt, edele heer. Ik zal alles doen wat ge me beveelt."Alladin was zo in de war, dat hij zich nergens meer over verbaasde en de spookachtige reus hem ook niet extra bang maakte. Hij zei alleen maar zo gauw bij kon, dat hij uit de onderaardse kerker bevrijd wilde worden. En nauwelijks had hij die woorden geuit, of hij zat alweer bovenop de berg. Verbaasd keek hij om zich heen. Zijn oom was in geen velden of wegen meer te zien en ook kon hij nergens de plaats ontdekken, waar de aarde was gescheurd na die felle bliksemstraal. Zonder zich nog lang te bedenken, rende hij naar huis terug.Toen hij aan zijn moeder had verteld wat er allemaal was gebeurd, begreep zij wel, dat die onbekende een tovenaar geweest moest zijn. Eerst had de vrouw nog even moeite alles te geloven wat haar zoon vertelde.




Maar toen Alladin haar de diamant zo groot als een duivenei liet zien en ook de oude lamp onder zijn hemd vandaan haalde, moest ze hem wel geloven. De diamant was zo waardevol, dat ze er beslist geld genoeg voor zouden kunnen krijgen om hun hele leven uit de zorgen te zijn.De jongen gooide de lamp in een hoek van de schuur. Maar zijn moeder raapte het onooglijke ding weer op. Zij was te zuinig om iets weg te gooien. Ze besloot de lamp op te poetsen; dan zou hij best nog te gebruiken zijn. Maar nauwelijks had zij er driemaal overheen gestreken, of daar stond plotseling een spookachtige gestalte zo groot als een reus voor haar. De man moest gebukt staan, anders had hij met zijn grote hoofd misschien wel een gat in het rieten dak gestoten.'Ik ben de slaaf van de eigenaar van de lamp," zei hij met bulderende stem, maar toch niet onvriendelijk. "Zeg maar wat ik voor u kan doen."De weduwe kon van schrik geen woord uiten. Maar Alladin was er al een beetje aan gewend met geesten om te gaan. Hij pakte de lamp van zijn moeder af en zei tegen de geest:"Misschien wilt u eerst een voedzame maaltijd voor ons maken. We hebben honger."Nauwelijks had hij deze woorden gesproken, of de geest was al verdwenen. In enkele seconden, vlugger dan je het kunt vertellen, zette hij een tafel van echt zilver in de eenvoudige woonkamer, maakte een bezwerend gebaar en op dat zelfde ogenblik stonden er twaalf zilveren schalen op de tafel. Elke schaal was gevuld met een heerlijk gerecht. Er hadden wel tien gasten kunnen mee eten, zoveel spijzen waren er opgediend. De weduwe en haar zoon waren het erover eens, dat ze nog nooit zo heerlijk hadden gegeten. Er was nog genoeg overgebleven voor de komende drie dagen. Maar toen Alladin op de dag daarna de geest weer wilde oproepen, was zijn moeder daar tegen."Ik houd niet van die toverkunsten," zei ze. "Verkoop maar een van die mooie zilveren schalen. Daar krijg je zoveel geld voor, dat we voorlopig uit de zorgen zijn en zelf eten kunnen kopen."Dat deed Alladin. Hij vond op de markt meteen een koper. De schaal bracht een goudstuk op en daar konden ze een poos van leven. Een tijdje later verkocht de jongen de tweede schaal, toen de derde en op dezelfde manier kwamen niet alleen alle twaalf schalen, maar ook de zilveren tafel op de markt terecht. De weduwe en haar zoon konden nu echt onbezorgd leven. Alladin droeg nu mooie kleren. Hij kwam met veel andere mensen in contact en kon al gauw overal over meepraten.Op zekere dag liep hij langs het paleis van de koning, toen hij een heraut, een hoge bediende van Zijne Majesteit hoorde roepen, dat iedereen moest maken dat hij weg kwam uit de buurt van het paleis. De prinses zou zich naar de badinrichting begeven, en wie ook maar één blik op haar zou werpen, zou deze onbescheidenheid met de dood moeten bekopen.Alladin had wel eens gehoord dat de prinses het mooiste meisje van het hele land moest zijn en hij wilde haar wet eens zien. Zo vlug hij maar kon liep hij naar de badinrichting toe, waar hij zich achter een deur verschoot. Niet lang daarna kwam de prinses daar met haar gevolg aan. Toen ze op de drempel haar sluier terugsloeg en Alladin zag hoe ongelooflijk mooi dat meisje was, kon hij maar nauwelijks een kreet van opwinding bedwingen. En vanaf dat ogenblik was hij bezeten van de gedachte, dat hij met de prinses wilde trouwen.Toen hij dat aan zijn moeder vertelde, schrok de goede vrouw daar niet weinig van. Ze vreesde even dat haar zoon zijn verstand had verloren. Maar toen Alladin dag in dag uit zijn grootste wens bleef herhalen, ging ze op verzoek van haar zoon naar het paleis om te vragen of de sultan het goed vond, dat de prinses met Alladin trouwde. Als cadeau had haar zoon haar de diamant zo groot als een duivenei voor de prinses meegegeven.Nadat de weduwe heel lang in een van de zalen van het paleis had gewacht, omdat er zoveel mensen waren die iets kwamen vragen, was zij eindelijk aan de beurt. Op de vraag wat ze kwam doen, zei ze onomwonden dat haar zoon graag met de prinses wilde trouwen. Gelukkig was de sultan geen bullebak.
Even dacht hij dat het vrouwtje niet goed bij haar verstand was. En bij wilde haar al met een kluitje in het riet sturen, toen de weduwe de diamant uit haar zakdoek haalde die Alladin haar had meegegeven. De edelsteen straalde zoveel licht uit, dat alle aanwezigen met hun ogen knipperden.Toch vertrouwde de sultan de zaak niet helemaal. Wel nam hij het cadeau voor zijn dochter aan, maar hij zei tegen de weduwe, dat haar zoon binnen drie maanden antwoord zou krijgen. Ze bedankte hem en nam afscheid met een onderdanige buiging. Maar thuis aangekomen ontdekte ze al gauw, dat het antwoord van de sultan een grote teleurstelling voor haar zoon was. Er was echter niets aan te veranderen, want de wil van de sultan werd in het hele land door iedereen geëerbiedigd. Dus Alladin moest er zich ook wel aan houden.Precies op de dag dat de drie maanden voorbij waren, ging de weduwe weer naar het paleis om de beslissing van de sultan te vernemen. De vorst was de hele zaak eigenlijk al vergeten. Maar toen hij het vrouwtje zag, herinnerde hij zich de belofte die hij had gedaan. En hij was van mening dat je een belofte moest houden. Hij liet haar dus naar voren komen en zei, dat ze terstond antwoord van hem zou krijgen op haar vraag, als ze hem veertig gouden schalen vol diamanten zou brengen. Het mochten geen gewone diamanten zijn, maar net zulke edelstenen waarvan ze er de eerste keer één had meegebracht. Ziezo, dat was mooi opgelost, dacht de sultan. Hij meende nu wel van het vrouwtje en haar dwaze zoon verlost te zijn. Want wie zou een dergelijk vermogen te voorschijn kunnen toveren?Ja, toveren. Dat was de enige manier om aan de wens van de sultan te voldoen. Toen Aladdin dan ook van zijn moeder hoorde welke eis de vorst had gesteld, haalde hij meteen de oude olielamp uit een kast te voorschijn. Hij wreef er driemaal overheen en op dat zelfde moment dook de slaaf voor hem op.
"Ik ben de slaaf van de eigenaar van de lamp," hoorde Aladdin hem zeggen. "Vertel me maar wat ik voor u kan doen.""Zorg voor veertig slavinnen, die elk een gouden schaal bij zich hebben, die tot de rand gevuld is met diamanten nog groter en mooier dan ik in de ondergrondse schatkamer heb gevonden."Nauwelijks had Alladin deze woorden gesproken, of zijn wens was al vervuld. Veertig kostbaar geklede slavinnen met ieder een gouden schaal vol diamanten op het hoofd, verdrongen zich voor het huis van Alladin om de wensen van hun meester te vervullen. Hij liet hen, met zijn moeder aan het hoofd van de stoet, naar het paleis gaan. En toen de sultan de edelstenen zag, moest hij zijn ogen sluiten voor de schittering. Zonder enige aarzeling zei hij tegen de moeder van Alladin:"Ga naar huis en zeg tegen uw zoon dat hij de prinses tot vrouw kan krijgen. Ik verzoek hem zo gauw mogelijk bij mij te komen."De enige zorg van de sultan was nog of de prinses met Alladin zou willen trouwen. Zelf was hij van mening, dat er in het hele land geen rijkere schoonzoon te vinden zou zijn.Toen Alladin de goede tijding hoorde, was hij buiten zichzelf van blijdschap. Hij riep terstond de geest van de lamp weer op. Hij beval hem voor kleren te zorgen, mooier dan ooit een prins tevoren had gedragen. Verder verlangde bij een paard, veertig ruiters in gouden wapenrusting en 30 slavinnen voor zijn moeder. Nauwelijks was de geest verdwenen, of de paarden stonden al voor de deur te trappelen. Ook voor al het andere dat Alladin had besteld, was gezorgd. Hij beklom het mooiste en vurigste ros dat iemand ooit had gezien, terwijl zijn moeder plaatsnam in een met juwelen bezette draagstoel.Toen de stoet het paleis had bereikt, kwam de sultan zelf naar buiten om zijn gasten te verwelkomen. Hij liet meteen de prinses roepen en daar Alladin een knappe jongeman was, werd het meisje op het eerste gezicht verliefd op hem.
Een dag later zou de bruiloft reeds plaatsvinden. Toen de sultan voorstelde, dat het jonge paar zijn intrek in het koninklijk paleis zou nemen, zei Alladin dat zijn bruid een mooier paleis waard was en dat hij haar morgen na de bruiloft zou meenemen naar het mooiste paleis van de hele wereld.Daarna nam hij afscheid. Thuis aangekomen riep hij de geest van de lamp weer op. Hij gaf hem bevel nog die zelfde nacht een paleis te laten bouwen zoals er geen tweede op de wereld bestond. En toen het de volgende morgen licht werd, was niet alleen de hele bevolking van de stad in rep en roer, maar was ook de sultan met stomheid geslagen. Vlak tegenover zijn paleis stond op een heuvel een kasteel, dat tienmaal mooier dan zijn eigen paleis.Nog die zelfde dag werd de bruiloft gevierd. Het was een huwelijksdag om nooit te vergeten. Alladin had het gevoel dat hij volmaakt gelukkig was en de prinses vond dat er voor haar ook niets meer te wensen overbleef. Omdat de echtgenoot van de prinses zelf armoede had gekend, was hij goed voor de arme mensen. Met de rijken stond hij vanzelf al op goede voet, omdat ze allemaal naar zijn gunst dongen. Verder liet hij met hulp van de geest van de lamp alle oude huizen en krotten afbreken en door moderne woningen vervangen. Hij reisde het hele land door, maakte een einde aan wantoestanden en verleende hulp waar hulp nodig was. In korte tijd was hij dan ook zeer bemind bij het volk. Vijanden had hij niet en omringd door vrienden, met zijn knappe lieve vrouw aan zijn zijde, was bij ervan overtuigd dat er geen gelukkiger mens op de wereld bestond dan hij.Maar in Afrika was de tovenaar,
die zich als oom van Alladin had uitgegeven ter ore gekomen, wat er allemaal met zijn "neef" was gebeurd. Hij was ook te weten gekomen dat de jongeman zijn voorspoed, rijkdom en geluk te danken had aan de geest van de oude olielamp. Na diep nagedacht te hebben, besloot hij naar Arabië te reizen en een poging te doen om de olielamp in handen te krijgen. In de stad waar Alladin woonde aangekomen, verkleedde hij zich als koopman en liet een twaalftal nieuwe olielampen maken. Daarmee trok hij door de straten, terwijl hij steeds maar riep dat bij oude lampen tegen nieuwe wilde inruilen. De mensen lachten hem uit, maar daar trok de man zich niets van aan. Voor het paleis van Alladin aangekomen, bleef hij staan, terwijl hij weer zo hard hij maar kon riep:"Ik ruil oude lampen tegen nieuwe! Ik ruil oude lampen tegen nieuwe!"De prinses stond juist voor het raam en lachte toen ze hoorde wat de koopman riep. Ze zei tegen haar slavinnen dat de man de mensen voor de gek hield. Maar een der slavinnen verklaarde daarop, dat ze de koopman gemakkelijk op de proef zouden kunnen stellen. In een hoekje van de kamer van hun heer, Aladdin, stond een oude olielamp, zei ze. Ze wilde best eens proberen of de koopman die voor een nieuwe zou ruilen. Dan wisten ze meteen of bij een bedrieger was of niet.Dat vond de prinses goed. De oude lamp werd gehaald en de slavin ging ermee naar de koopman.
Even later kwam ze met een prachtige nieuwe lamp terug. Toen de prinses de koopman wilde vragen hoe hij dat kon doen en waarom bij het deed, was de man nergens meer te vinden.Niemand wist dat de Afrikaanse tovenaar als een dief de stad was uitgevlucht. Hij had zelfs de paar nieuwe lampen die hij nog niet had omgeruild zo maar ergens tussen de struiken gegooid. Maar de volgende morgen haalde hij de lamp, die bij van de slavin van de prinses had gekregen voor de dag. Hij wreef er driemaal overheen en meteen stond de geest van de lamp al voor hem."Ik ben de slaaf van de eigenaar van de lamp," zei de spookverschijning. "Vertel maar wat ik voor u kan doen.""Verplaats terstond het nieuwe paleis met alles wat het bevat naar Afrika," beval de tovenaar kortaf. En dat was een paar seconden later al gebeurd.De volgende morgen werd de sultan wakker door een akelig geschreeuw en gegil. En toen bij naar buiten keek, ontdekte hij dat het paleis van Aladdin was verdwenen. Alladin was zelf die nacht op jacht geweest. Hij werd door een ijlbode gewaarschuwd, dat hij terstond terug moest komen, omdat er verschrikkelijke dingen waren gebeurd. Toen hij bij zijn thuiskomst zag, dat het paleis was verdwenen, werd hij lijkbleek van schrik. Want mèt het paleis waren ook de prinses en de wonderlamp weg.De sultan liet zijn schoonzoon aanklagen wegens tovenarij. Hij werd terstond in de kerker geworpen en zou de volgende dag reeds onthoofd worden. Maar dat nam het volk niet. Alladin had zich zo geliefd gemaakt, dat ze dreigden het paleis te bestormen als hun grote vriend ook maar één haar zou worden gekrenkt. Er bleef de sultan niets anders over dan Alladin maar weer vrij te laten. Als bedelaar verliet bij het paleis. De kleren die hij droeg waren de enige bezittingen die waren overgebleven van zijn grote rijkdom. Hij wist niet wat hij beginnen moest. Somber gestemd verliet hij de stad want volgens hem bleef hem niets anders over dan in de woestijn te gaan ronddwalen, totdat honger en uitputting een einde aan zijn leven zouden maken.Maar terwijl hij handenwringend voortstapte, draaide hij heel toevallig aan de toverring, die de Afrikaanse tovenaar hem had gegeven voordat hij via de wenteltrap naar de ondergrondse schatkamers afdaalde. Op hetzelfde ogenblik stond de spookachtige reus weer voor hem, die zei:"Ik ben de slaaf van de eigenaar van de ring. Zeg me wat ge wilt, edele heer. Ik zal alles doen wat ge me beveelt."Even schrok Alladin van de geest. Hij was helemaal vergeten dat die ring toverkracht bezat. Maar nu herinnerde hij zich alles weer. Meteen kreeg hij een goed plannetje. Hij beval de geest het paleis met de prinses, de olielamp en alles wat er zich verder nog in het paleis bevond op de heuvel terug te toveren. Maar tot zijn grote teleurstelling kreeg hij ten antwoord, dat de geest van de ring zich niet mocht bemoeien met dingen die de geest van de olielamp had geregeld. Toen vroeg Alladin of de geest van de ring hem dan naar zijn paleis in Afrika kon brengen. Op dat zelfde moment was dat al gebeurd. Hij bevond zich in de kamer waar de prinses was opgesloten. Snikkend had ze haar hoofd in de kussens verborgen. Ze was haast ziek van verlangen naar haar man. Toen Alladin haar naam uitsprak, durfde ze eerst niet te geloven dat hij werkelijk hier bij haar was.
Ze meende dat het een nieuwe plagerij van de Afrikaanse tovenaar was. Maar toen ze Alladin in levenden lijve voor zich zag staan, vloog ze op hem toe en viel hem juichend om de hals. Nu moest hij haar wel vertellen hoe alles in het werk was gegaan. Hij legde haar precies uit hoe hij aan zijn rijkdommen was gekomen en hoe de Afrikaanse tovenaar er in was geslaagd de olielamp weer in zijn bezit te krijgen. Samen bespraken ze nu de toestand, totdat de prinses op een goede gedachte kwam. Alladin was het helemaal met haar plannetje eens. Hij draaide aan zijn ring en vroeg de geest hem naar het kreupelhout te brengen, dat langs de oever van de rivier groeide, de rivier die langs het paleis stroomde.De tovenaar was erg verbaasd toen de prinses hem 's avonds zei, dat ze graag samen met hem wilde eten. Dat had ze tot nu toe nog niet gedaan, omdat ze wist dat de tovenaar met haar wilde trouwen. En zij wilde niets van hem weten. Maar toen ze aan tafel zaten en de heerlijkste spijzen werden opgediend, nam de prinses er geen hapje van. Toen de tovenaar vroeg waarom ze niet wilde eten, zei ze, dat het haar niet zou smaken voordat ze een paar hapjes had geproefd van het gerecht dat haar vader op dit moment zat te eten."Dat komt in orde," zei de Afrikaanse tovenaar glimlachend. Meteen haalde bij de wonderlamp onder zijn mantel vandaan. Hij wreef er driemaal over en daar stond de geest van de lamp al voor ben. De tovenaar gaf hem bevel het gerecht te halen dat de sultan op dit ogenblik voor zich had. Meteen lag er een perzik op het bord van de prinses. Maar ze was nog niet tevreden. Ze wist alleen nu heel zeker, dat je met de wonderlamp kon toveren. Ze wachtte even een moment af dat de tovenaar niet oplette. Toen greep ze met een onverwachte, vlugge beweging de lamp beet. En voordat de tovenaar wist wat er gebeurd was, had ze al driemaal over de lamp gewreven. Meteen stond de geest voor haar.
"Breng die bandiet naar een plaats waar bij nooit meer vandaan kan komen!" riep de prinses dreigend, terwijl ze op de tovenaar wees. En hopsa, de man was verdwenen. Voor de tweede keer wreef de jonge vrouw over de lamp. Nu gaf ze de geest bevel Alladin bij haar te brengen. Ook dit bevel werd terstond uitgevoerd, en enkele seconden later lag het jonge paar dol gelukkig in elkaars armen. Maar zoals wel duidelijk zal zijn werd de geest voor de derde keer opgeroepen. Nu moest bij het paleis en alles wat daar bijbehoorde weer op de heuvel, tegenover het paleis van de sultan neerzetten. De sultan liep juist naar het raam van de kamer toe waarin hij zich bevond. Toen hij naar de heuvel keek, wreef hij zijn ogen uit, omdat hij dacht dat hij droomde. Want daar stond het prachtige paleis van zijn schoonzoon, alsof het bouwwerk nooit weg was geweest.Terwijl de sultan nog met verbaasde ogen stond te kijken, zag hij dat Alladin en de prinses hun kasteel hadden verlaten. Ze liepen hand in hand en straalden van geluk. Het was duidelijk dat ze op weg waren naar het koninklijk paleis. De sultan liep gauw naar buiten om het tweetal te verwelkomen. Hij zag dat zijn schoonzoon zich niet helemaal op zijn gemak voelde. En toen ze in een van de als woonvertrek ingerichte zalen van het paleis bijeen zaten, bekende Alladin zijn schoonvader, hoe bij aan zijn rijkdommen was gekomen. Hij vertelde hem alles over de Afrikaanse tovenaar, de wonderbare ring en de toverlamp. Hij vroeg vergeving omdat hij de sultan niet eerder alles eerlijk had verteld. Toen hij zweeg, sloeg de sultan zijn armen om zijn schoonzoon heen en zei :"Ik moet jou om vergeving vragen, omdat ik je in de kerker heb laten gooien. Maar ik was ook helemaal in de war omdat ik meende dat ik door jou mijn enig kind had verloren.""Daar had ik begrip voor," zei Alladin. "Ik had die narigheid allemaal kunnen voorkomen door u bij onze eerste kennismaking meteen het grote geheim te verklappen. Maar ik was bang dat u mij dan de prinses niet als vrouw zou hebben gegeven."Met dat al heerste er nu weer geluk in de sultans familie. En de bewoners van het land waren ook dol van vreugde, omdat ze hun prinses weer veilig en wel terug hadden. En omdat haar geliefde echtgenoot Alladin zich weer zou gaan wijden aan het welzijn van de bevolking.De sultan liet bekendmaken, dat er tien dagen achtereen feest zou worden gevierd. Tevens benoemde hij Alladin tot troonopvolger. En toen bij een paar jaar later stierf, was het volk verdrietig omdat het een goede sultan had verloren. Maar de mensen waren tevens blij omdat een nieuwe rechtvaardige vorst de hoge plaats had ingenomen.Aladdin heerste met zijn lieve vrouw nog vele jaren als geliefde sultan over een tevreden volk. Van de Afrikaanse tovenaar hebben ze nooit meer iets gehoord. Die was door de geest van de wonderlamp voor goed uit de weg geruimd.

En ze leefde nog lang en gelukkig.

donderdag 28 juni 2007


De kikkerkoning




De dochter van de koning had een glimmende gouden bal, waarmee ze graag speelde. Ze gooide hem hoog in de lucht en ving hem weer op. Maar op een keer ving ze de bal niet op. Hij stuiterde en rolde van haar weg, zo de vijver in.De prinses was erg bedroefd. Ze kon niet bij de bodem van de vijver. Maar opeens hoorde ze een stemmetje:" Huil maar niet."Ze keek op en zag een vette, groene kikker zitten. "Wat krijg ik van je," zei de kikker," als ik je bal uit het water haal?""Alles wat je maar wilt," zei de prinses.


"Dan wil ik van je bordje eten en in je bedje slapen," zei de kikker. Dat wilde de prinses liever niet. Maar omdat ze zo graag haar bal terugkreeg, zei ze:" Goed."De kikker bracht de bal terug. En zonder dankjewel te zeggen rende de prinses ermee weg.De volgende dag zat ze net met haar ouders aan het avondmaal, toen er iets glads en nats binnenkwam. Het was de kikker, die van haar bordje kwam eten."Wat doet dat beest hier?" vroeg de koningin. Toen moest hun dochter wel vertellen wat ze aan de kikker had beloofd."Wat je beloofd hebt moet je doen," zei de koning.Na het eten ging het prinsesje naar bed. De kikker kwam achter haar aan en sprong met zijn glibberige lijf op haar hoofdkussen. "Ik mag in je bedje slapen," zei hij."Ga weg!" gilde de prinses en ze smeet de kikker in de verste hoek van de kamer.Maar toen gebeurde er wat er alleen in sprookjes met een kikker kan gebeuren. Hij veranderde op slag in een mooie prins met een bult op zijn hoofd."Jij hebt de betovering verbroken," zei de prins."Ik was door een gemene heks in een kikker veranderd."Nu wilde het prinsesje wel dat de prins van haar bordje at en in haar bedje sliep. Eerst moesten ze trouwen met veel feest en lekkernijen. En de gouden bal, die midden op de eettafel lag, glom mooier dan ooit.

Repelsteeltje:




Er was eens een molenaar die een mooie dochter had. Op een dag kwam de koning voorbij en de molenaar zei tegen de koning ik heb een dochter die stro tot goud kan spinnen. Dat is mooi molenaar zei de koning.Laat je dochter morgen komen naar het kasteel. De volgende dag ging de dochter naar het kasteel en de koning bracht haar naar een kamer met een spinnenwiel en heel veel stro. De mooie boerendochter moest al het stro spinnen tot goud voordat het ochtend is en als je het niet doet of kan, dan heeft je vader gelogen en dan zullen jullie beide sterven.Toen de deur dicht ging begon ze te huilen want ze kon helemaal geen goud maken van stro. Opeens kwam er een klein mannetje binnen en die vroeg: "Waarom huil je zo ?" De boerendochter vertelde het verhaal. Het mannetje zei: "Wat geef je mij als ik dit stro voor je tot goud spin?". Ik zal je mijn halsketting geven die ik van mijn opa heb gekregen, zei de boerendochter. Het mannetje ging aan het werk en alles was de volgende dag tot goud gesponnen. De koning kwam kijken en zag de kamer gevuld met gouddraad. Hij wilde nog meer en bracht haar naar een nog grotere kamer. Weer begon ze te snikken en daar was het mannetje weer. Wat geef je me dit keer als ik ook dit draad voor je spin, zei het mannetje. Ik zal je mijn ring geven die ik van oma kreeg, zei het meisje. Dat is goed zei het mannetje en hij begon weer te spinnen.


Toen de koning de volgende dag kwam bracht hij naar weer een grotere kamer. Meteen nadat de koning weg was kwam het mannetje tevoorschijn. Wat geef je me dit keer, vroeg het mannetje. Ik heb niks meer, zei ze. Het mannetje zei toen: "De koning zal met je trouwen en dan zul je koningin worden. Beloof me dat als je koningin bent, je mij je eerste kind geeft". Het meisje beloofde het want ze had geen andere keus, de koning zou haar doden als het stro morgen geen goud zou zijn. De volgende dag kwam de koning en was zeer blij. Hij vroeg haar of ze met hem wilde trouwen en het werd een grote bruiloft. Het jaar daarop kreeg de koningin een kindje. Opeens was daar het mannetje weer en zei: "Geef me wat je me beloofd hebt". De koningin die heel veel van het kindje hield zei: "Nee alstublieft, laat me mijn kindje houden en ik geef je alle schatten van de wereld maar niet mijn kindje". Het mannetje kreeg medelijden en zij ik geef je drie dagen om mijn naam te raden. Als je mijn naam binnen de tijd kan raden dan mag je, je kindje houden.De koningin maakte een lijst met namen en stuurde een bode het land in om nog eens een lijst te maken. Toen het mannetje de eerste nacht kwam zei de koningin: "Casper, Melchior, Jeroen, Mark, David, Jaap, Frans, Dennis?". "Nee, zo heet ik niet," zei het mannetje steeds. De tweede nacht begon ze ongewone namen te noemen. Buskruit, Wollekop, Puntbaard, Spillebeen, Plop, Puntvoet, ... "Nee zo heet ik niet," zei hij steeds. De laatste dag kwam de bode terug en zei ik heb geen nieuwe naam gevonden maar op een berg danste een mannetje dat zong "niemand weet, niemand weet, dat ik Repelsteeltje heet". Die laatste nacht kwam het mannetje weer. En de koningin vroeg: "heet je soms Repelsteeltje?". Het mannetje werd daardoor zo boos dat hij heel hard begon te stampen en daardoor zo diep in de aarde verdween dat hij nooit meer is teruggekomen. De koningin was zo blij dat ze het kindje kon houden dat ze ze een groot feest gaf en ze leefde nog lang en gelukkig.


Klein klein kleutertje


Klein, klein kleutertjeKlein, klein kleutertje,Wat doe je in mijn hof?Je plukt er alle bloempjes afEn maakt het veel te grof.O, mijn lieve mamaatje,Zeg het niet tegen papaatje!Ik zal zoet naar school toe gaan,En de bloempjes laten staan.


'k Zag twee beren broodjes smeren
'k Zag twee beren broodjes smeren, O, dat was een wonder. 't Was een wonder, boven wonder, dat die beren smeren konden. Hi hi hi, ha ha ha! 'k Stond erbij en ik keek er naar.

dinsdag 12 juni 2007



Berend Botje


Berend BotjeBerend Botje ging uit varen,Met zijn scheepje naar Zuidlaren.De weg was recht, de weg was krom.Nooit kwam Berend Botje weerom.Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven,Waar is Berend Botje gebleven?Hij is niet hier, hij is niet daar,Hij is naar Amerika.Amerika, Amerika,Drie maal in de rondte, van je hopsasa!


10 kleine visjes

Tien kleine visjesDie zwommen naar de zeeMoeder zei:Maar ik ga niet meeIk blijf lekker in die oude boeren slootWant in de zee zwemmen haaienEn die bijten jeblub, blub, blub, blub,blubblub, blub, blub, blub, blubblub, blub, blub, blub, blub
Negen kleine visjesDie zwommen naar de zeeMoeder zei:Maar ik ga niet meeIk blijf lekker in die oude boeren slootWant in de zee zwemmen haaienEn die bijten jeblub, blub, blub, blub,blubblub, blub, blub, blub, blubblub, blub, blub, blub, blub
Acht kleine visjesDie zwommen naar de zeeMoeder zei:Maar ik ga niet meeIk blijf lekker in die oude boeren slootWant in de zee zwemmen haaienEn die bijten jeblub, blub, blub, blub,blubblub, blub, blub, blub, blubblub, blub, blub, blub, blub
Zeven kleine visjesDie zwommen naar de zeeMoeder zei:Maar ik ga niet meeIk blijf lekker in die oude boeren slootWant in de zee zwemmen haaienEn die bijten jeblub, blub, blub, blub,blubblub, blub, blub, blub, blubblub, blub, blub, blub, blub
Zes kleine visjesDie zwommen naar de zeeMoeder zei:Maar ik ga niet meeIk blijf lekker in die oude boeren slootWant in de zee zwemmen haaienEn die bijten jeblub, blub, blub, blub,blubblub, blub, blub, blub, blubblub, blub, blub, blub, blub
Vijf kleine visjesDie zwommen naar de zeeMoeder zei:Maar ik ga niet meeIk blijf lekker in die oude boeren slootWant in de zee zwemmen haaienEn die bijten jeblub, blub, blub, blub,blubblub, blub, blub, blub, blubblub, blub, blub, blub, blub
Vier kleine visjesDie zwommen naar de zeeMoeder zei:Maar ik ga niet meeIk blijf lekker in die oude boeren slootWant in de zee zwemmen haaienEn die bijten jeblub, blub, blub, blub,blubblub, blub, blub, blub, blubblub, blub, blub, blub, blub
Drie kleine visjesDie zwommen naar de zeeMoeder zei:Maar ik ga niet meeIk blijf lekker in die oude boeren slootWant in de zee zwemmen haaienEn die bijten jeblub, blub, blub, blub,blubblub, blub, blub, blub, blubblub, blub, blub, blub, blub
Twee kleine visjesDie zwommen naar de zeeMoeder zei:Maar ik ga niet meeIk blijf lekker in die oude boeren slootWant in de zee zwemmen haaienEn die bijten jeblub, blub, blub, blub,blubblub, blub, blub, blub, blubblub, blub, blub, blub, blub
Eén klein visjeDie zwom naar de zeeMoeder zei:Maar ik ga niet meeIk blijf lekker in die oude boeren slootWant in de zee zwemmen haaien
En die bijten je dood.....